Dreigen & tussenschaak
Het is leuk als je een stuk kunt slaan. Maar als de ander daarna een stuk van jou slaat, heb er niet zo veel aan.
Dan moet je proberen of je het je tegenstander nog wat extra moeilijk kunt maken. Biijvoorbeeld door schaak te geven (tussenschaak, heet dat). Daarmee dwing je tegenstander om het schaak op te heffen en 'koop' je tijd om aan te vallen.
In het voorbeeld kun je zien hoe je zo'n tussenschaak kunt gebruiken.
Wat moet je doen?
Win materiaal. Geef eerst een tussenschaak en sla daarna een ongedekt/waardevol stuk.
Weiß ist am Zug und kann den Läufer schlagen.
Aber wenn er das tut, nimmt Schwarz den Turm auf g3.
Das Fazit ist, dass Weiß keine Zeit hat, den Läufer zu nehmen, da es ihn Punkte kosten wird.
Mit einem klugen Zug kann Weiß jedoch das Problem seines Turms lösen UND die Drohung (den Läufer zu schlagen) aufrechterhalten.
Klicken Sie auf den Abspielknopf, um zu sehen, wie es funktioniert.
Weiß zieht seinen Turm auf ein sicheres Feld, von dem aus er den schwarzen König schachsetzt (Tg3-g8+).
Schwarz muss aus dem Schach herauskommen.
Jetzt kann Weiß den Läufer nehmen.
